We hebben zelden zo verlangd naar ons behaaglijke veren dekbed. Onze tocht door Oeganda begint nat en koud en eindigt met de warme en omarmende gastvrijheid van koffieboeren op de grens met Kenia. Ingegeven door de omstandigheden wijken wij af van het gebaande pad en komen terecht op onbekende plekken. Wij ontmoeten hele Afrikaanse en vaak veroordeelde tradities. Hoe bevalt ons het ‘Uganda off the beaten Track’?
Op onze kampeerplek bij Lake Mutanda in het uiterste zuidoosten van Oeganda is het niet veel warmer dan 14 graden en ik ben helemaal verkleumd als we vroeg in de avond ons bed opzoeken. We staan op een kampeerplek van de lokale gemeenschap, een paar kilometer bij het kleine dorp vandaan, met een weids uitzicht op het spiegelgladde water. Bij ondergaande zon verzamelt de mist zich boven het meer en rond de vulkaantoppen van het Rwandese en Congolese Ruhengeri-gebergte. ’s Nachts horen wij de kraanvogels in de boomtoppen boven onze tent. Wevers bouwen hun nesten in de papyrusplanten aan de oevers en otters stelen vroeg in de ochtend de vis uit de netten die midden op het meer drijven. “When they are the first to catch, its okay!”, roept een van de jongeren die de ecocampsite beheert. Onze privacy is beperkt met de aandacht die wij, als enige gasten op deze plek, van de jonge mannen krijgen. Hier zijn geen flush toilets, maar zogenaamde ‘long drops’. Van het soort waarbij je moet hurken boven een gat in de lemen vloer. Ik kan het toilet niet meteen vinden, maar mijn neus gidst mij naar de plek waar ik moet zijn. Tot mijn 7de gebruikten wij de zitversie van zo’n toilet op onze boerderij. Ondanks mijn verleden, kost het mij enige moeite me er weer aan over te geven, maar veel keuze heb ik niet. Met al die jonge mannen om me heen kan ik me nergens ongestoord in de vrije natuur afzonderen. De typische geur en primitieve omstandigheden geven me het gevoel dat het minder hygiënisch is, maar dat strookt niet met de werkelijkheid. Vaak zijn het hier juist de toiletbrillen of -randen van de flush toilets die vol parasieten zitten en in dit geval staat naast de lemen geriefhut een keurig klein containertje met schoon water en zeep. Als dat laatste ontbreekt, gebruiken wij de dettol, die jarenlang ongebruikt in onze kast stond en hier goede diensten doet.
Enthousiaste Oegandees
In het naburige regenachtige Kisoro ontmoeten wij Apollo, een aanstekelijk enthousiaste Oegandees. Wij maakten in Rwanda kennis met hem. Met zijn rugzak, vogelgids, mono-kijker en voorliefde voor cappuccino viel hij uit de toon in het straatbeeld en was onze nieuwsgierigheid gewekt. Hij is professioneel gids en werkte ooit voor een van de Oegandese nationale parken. Wij zijn graag in elkaars gezelschap en besluiten een deel van onze tocht door Oeganda samen te maken. Wij willen naar Queen Elisabeth National Park waar we drie jaar geleden met Hester en Koen waren. Deze keer willen we een chimpansee-track doen en op zoek gaan naar de leeuwen die in dit deel van Afrika in de bomen klimmen. De reden daarvoor is overigens nog steeds een raadsel, maar vermoedelijk zoeken de leeuwen de hoogte op omdat ze daar minder last hebben van de tsetse-vliegen. Omdat we ook een beroep doen op Apollo’s rol als gids, betalen we al zijn onkosten, en krijgt hij een kleine vergoeding en de oude Tatonka trekkerstent van Frans die we als reserve bij ons hebben en die Apollo heel erg van pas komt in zijn werk.
Extra handicap
Ik verheug me heel erg op de gezamenlijke tocht. Pas later ontdekken we dat een bezoek aan de Oegandese parken voor ons een extra handicap heeft: voor ieder park, hoe klein ook, mogen wij bovenop de hoge entreeprijzen nog eens $ 150 extra betalen omdat wij een buitenlandse auto hebben, het 15-voudige van het bedrag voor vergelijkbare Oegandese auto’s en nog hoger zelfs dan de volgeladen trucks van safaribedrijven. Het voelt onrechtvaardig en discriminerend. We zijn erg teleurgesteld. Apollo is overdonderd en onaangenaam verrast als we het hem vertellen. Zijn heftig protest bij de lokale manager van de Ugandan Wildlife Authority levert niets op. We cancelen onze trip met Apollo en besluiten de poorten van de UWA-parken op onze verdere reis in dit land te mijden. De trekkerstent gaat wel naar Apollo, die ook teleurgesteld is, maar als een kind zo blij als Frans de tent voor hem opzet en demonstreert. Springend van plezier en met klappende handen neemt hij de tent in ontvangst en draagt hem als een kostbaar bezit weg onder zijn armen als wij afscheid nemen van elkaar.
Aardverschuiving
De regens spelen niet alleen ons parten. Op veel plaatsen zien wij de effecten van de heftige buien. Vrachtwagens verliezen hun grip en glijden van de rode lemen wegen af de greppels in, waar ze soms dagen moeten wachten op hulp. Sommige hoofdroutes zijn volledig geblokkeerd. De modder aan onze auto is centimeters dik en eenmaal droog keihard. Onze route naar het noorden is een uitdaging vanwege de vele modderstromen. Voor het eerst op onze reis graven onze achterwielen zich tweemaal muurvast en diep in de modder in, pal naast een aardverschuiving rechts en een afgrond links van ons. Wij zijn ons bewust van de gevaarlijke situatie waarin we ons bevinden en zijn dankbaar voor de hulp van de toegeschoten dorpelingen. Samen met hen graven we de achterwielen uit en leggen we takken en stenen voor de wielen om grip te krijgen. Als Frans achter het stuur kruipt vraag ik de dorpelingen op de rechterkant van de bullbar te gaan zitten en met al hun gewicht naar buiten te hangen. De wielen aan de bergkant krijgen daardoor meer tractie en zo voorkomen we ook dat de auto meer naar de afgrond glijdt. Ze kijken me twijfelend aan en pas als ik hun mijn bedoelingen demonstreer en er zelf aan hang, kruipen ze er met hun vieren op. Zij kennen de rijstijl van Frans niet en durven daar niet meteen op te vertrouwen, ik wel. Maar ons vertrouwen is gegrond. Voorzichtig en in koele bloede manoeuvreert Frans ons en de auto uit het gat en kunnen wij onze tocht vervolgen.
Oude bekende
De openbare weg richting noordoosten voert ons dwars door Queen Elisabeth Park. Ook zonder honderden dollars aan entree kunnen wij wild zien: olifanten, buffels, bavianen, hippo’s en vele soorten bokkies ontmoeten wij onderweg. Honderden, duizenden vlinders treffen we op dezelfde plek aan als drie jaar geleden. Op kluitjes bij elkaar, drinken ze onverstoorbaar uit de -wellicht mineraalrijke- plassen op de grindweg. In Kibale Forest, een van de zeldzame regenwouden in Oeganda, ontmoeten wij op een prachtige sprookjesachtige theeplantage annex guesthouse een oude bekende. Op deze plek vierden we bij ons eerste bezoek Kerst. Onze tent werd toen bewaakt door een grote zwarte hond die mij als schaduw volgde. Hij beschermde ons voor een groep baboons die toen te dichtbij kwam, maar ging er als een haas vandoor toen het alfamannetje verscheen en achter hem aan ging. Een verstandige zet, want meestal overleven honden een aanval van een volwassen mannetjes baviaan niet. Inmiddels lopen er vijf zwarte honden rond, maar ‘onze’ hond herken ik meteen. Hij heeft twee weken lang vastgezeten in het regenwoud en ziet er gehavend uit. Alsof we nooit zijn weggeweest, begroet hij ons en ploft naast ons neer. Iedere keer opnieuw als ik hem zie, heb ik het gevoel dat ik mijn oude makker ‘Bobbie’ ontmoet. ’s Nachts slaapt hij onder onze auto en komt hij bij van zijn regenwoudavontuur. Het afscheid van hem een paar dagen later valt me zwaar.
Weg van het gebaande pad
Pas veel later worden wij ons bewust van de impact van ons besluit geen wildparken te bezoeken in Oeganda. Want wat is Oeganda zonder wildleven? De keuze om niet naar de national parks te gaan, dwingt ons af te wijken van het gebaande pad en te zoeken naar creatieve oplossingen. Sommige, meer obligate routes, vermijden wij omdat we dan door de parken moeten. Zo komen wij bij Lake Albert Lodge terecht, midden in een klein national Park, bovenop 60 meter hoge kliffen, met een panoramisch zicht op het Albert meer en de blauwe Congolese Bergen. Formeel een UWA Park, maar de gates zijn niet bezet en de vraag is ook wat de status van het park is. Er loopt een supermoderne snelweg en landingsbaan doorheen, vermoedelijk een cadeautje van de Turkse oliemaatschappij aan wie de exploitatie van de oliebronnen in het meer zijn vergund. De koeien in het park lopen tussen de punda’s, buffels, antilopen en baboons; de laatste leeuwen werden een paar jaar geleden vergiftigd door de plaatselijke bevolking en voor een paar duizend dollar mag er zelfs -weliswaar beperkt- op antilopen worden gejaagd. Het gebied is paradijselijk mooi en we hebben het rijk weer alleen. Naast een Banda (een ronde grashut) in aanbouw klappen we onze tent uit. We hebben een panoramisch uitzicht op het meer en de bergen aan de overkant. Diverse primaatsoorten en meer dan 400 vogelsoorten verblijven hier op en rond de kliffen. We zien de zeldzame groundhornbill, diverse ijsvogels, talrijke kleine zaadeters en sterns. Veel van die pracht om me heen ontgaat me. Op onze eerste dag krijg ik een darminfectie. Als ik het toilet opzoek, trekken mijn darmen zo heftig samen, dat ik dreig flauw te vallen en alleen met hulp van Frans nog overeind kan blijven. In de koele Banda naast de auto maakt hij een bed voor me op en verzorgt me liefdevol. Terwijl ik mijn koorts uitzweet maakt hij tochten door het park en komt hij thuis met onderhoudende verhalen en de slagtanden van een punda-karkas.
Dienstregeling
De toeristische veerpont van het Murchison Falls National Park is bij de meeste Mzungu wel bekend, maar de openbare veerdienst verderop naar het westen niet. Zorgvuldig zoeken we uit wanneer het pontje gaat, maar bij aankomst ontdekken we dat het veer een half uur geleden is vertrokken omdat het gisteren onweerde. Pas 24 uur later kunnen we de oversteek maken, maar misschien ook niet. Als we de dienstdoende ambtenaar wijzen op het grote bord met de dagelijkse aankomst- en vertrektijden, bevestigt hij dat dat een dienstregeling is. Daarmee is voor hem blijkbaar alles gezegd wat moet worden gezegd: het bord heeft geen relatie met het veerpont. Dit is Afrika! Wij weten ons even geen raad. Onze tent uitklappen in het stinkende vissersdorp is geen aantrekkelijke optie, honderden kilometers omrijden ook niet. Een uit de kluiten gegroeide en hele lieve dorpeling met roze overhemd schiet ons te hulp. Zijn handen en voeten zijn misvormd en buiten proportioneel groot, iets dat we eerder hebben gezien bij een aantal Afrikanen. Met zijn grote lijf hijst hij zich achterop een bodaboda (taxibrommer) en rijdt ons vooruit naar een heel Afrikaanse camping, waar we door een mooie en spontane Afrikaanse gastvrouw worden ontvangen. Binnen tien minuten pakt ze Frans zijn handen vast en vraagt hem verleidelijk haar mee te nemen naar Nederland. Mijn aanwezigheid lijkt haar totaal niet te boeien. Pas later op de avond ontdekken we dat de plek verdacht veel weg heeft van een hoerentent. Maar dat staat bijzondere ontmoetingen niet in de weg. Een jonge afrikaan biedt aan verse vis voor ons te kopen en komt even later terug met drie prachtige tilapia’s, die Frans op hun houtskoolstoofje gaart in aluminiumfolie en kruiden die zij niet kennen. Ze volgen zijn handelingen met belangstelling en peuzelen samen een vis op, niet netjes gefileerd zoals Frans en ik dat doen, maar met graten en vel. De graten worden gekauwd en uitgespuugd, de vissenkop uitgezogen.
Eerste rang
Om een plek te bemachtigen op het drukke pontje, moeten we ons vijf uur van te voren melden en onze tijd uitzitten. Maar dat is geen straf. Wij zitten op de eerste rang in ons eigen theater. Op het podium spelen zich middeleeuwse taferelen af. De kleine daga-visjes worden op grote netten gedroogd tussen de lemen hutten. De geiten en de kippen lopen er, op zoek naar hun kostje, onverstoorbaar overheen. Grote vissen worden vers uit de boot aan wal verkocht en op aanwijzing van de koper geslacht in handzame moten. Soms leeft de vis nog, zoals die ene, meterlange meerval. Iets verderop aan de oever wacht een aanhoudende stroom aan Afrikanen met hun immense huisraad op vervoer naar de andere kant, naar Congo of het noordelijk deel van Oeganda. Door sterke macho mannen worden ze over het water gedragen en in houten bootjes gepropt die af en aan varen. Een peuter die net op zijn smalle beentjes kan staan verliest zijn diarree-achtige gele ontlasting, vlak voor een oude vrouw die uit een plastic emmertje chapatti verkoopt aan de reizigers. Zijn moeder veegt even later zijn billen en de grond schoon met een doek die ze uit haar grote reistas vist en die even later achteloos weer in diezelfde tas wordt gepropt.
Vrouwenbesnijdenis
Het veer brengt ons naar de overkant van de Albert Nijl, van waaruit we met een grote boog om het Nationale Park rijden naar de voet van Mount Elgon, op de grens met Kenia. In een kleine lodge -wij zijn weer de enige gasten- ontmoeten wij Sam, een jonge sympathieke Oegandees van het Sabiny Volk. Het is het enige volk in Oeganda dat traditionele vrouwenbesnijdenis kent, oftewel genitale mutilatie. Elke jonge meid, ondergaat deze mishandeling bij het begin van de puberteit, anders worden haar de belangrijkste vrouwelijke (voor)rechten ontnomen. De besnijdenis vindt publiekelijk plaats en is inmiddels verboden, maar wordt nog steeds clandestien uitgevoerd in de meer afgelegen dorpen rond Mount Elgon. Bij de besnijdenis liggen de meiden met gespreide benen op een rij. Er wordt koud water over de vagina gegooid, de clitoris wordt er zo ver mogelijk uitgetrokken en samen met de grote schaamlippen afgesneden. Alles onverdoofd en uitgevoerd met (scheer)mesjes, scherp metaal of zelfs glas. Sommige meiden overlijden, door de shock, bloedverlies of infectie. Pijnkreten die gedurende en na de ingreep worden geuit, brengen schande over de familie. Publieke discussie over dit onderwerp is taboe. Onhandige pogingen van Oegandese activisten hebben er 25 jaar geleden toe geleid dat de Sabiny-leiders besloten alle onbesneden vrouwen met geweld te besnijden. Als teken van macht. Een van die honderden vrouwen is Ofra, de moeder van Sam. Wij ontmoeten haar als Sam ons de teelt en bewerking van koffiebonen laat zien: het planten van de struiken, de oogst en selectie, het drogen, ontvellen, branden en stampen van de bonen. Op het binnenplaatsje van de lemen boerderijhutten brengen wij onze dag door midden tussen Sam’s familie.
Intieme warmte
Terwijl wij de koffiebonen op het houtvuur branden, schilt Ofra groene bananen voor de ‘matoke’ bij de warme maaltijd later op de dag. De intieme warmte van de kleine hut nodigt me uit om met haar het gesprek aan te gaan over haar besnijdenis. Voorzichtig aftastend. Hoe groot is het taboe, zo vraag ik me af, hoe vrij is het onderwerp voor haar? Maar het lijkt wel of Ofra heeft gewacht op mijn vragen. Ze vertelt hoe pijnlijk het was en vooral hoeveel pijnlijker de geboorte van haar eerste kind was. Demonstratief laat ze me haar brandmerk op de arm zien, als zichtbaar teken voor de gemeenschap dat ze een volwaardige vrouw is. Vaak heeft ze zich vertwijfeld afgevraagd of haar familie en haar clan haar dood wilden. Ze is blij dat de traditie in haar clan niet meer bestaat. Ofra vertelt haar verhaal zonder boosheid; ze heeft vergeven maar is het niet vergeten. We praten als moeders over onze kinderen. Taal- en cultuurverschillen vallen weg; ik voel me sterk met haar verbonden. Wij zitten met z’n vieren in de kleine lemen hut, maar het voelt alsof de twee mannen decor zijn en slechts getuigen van ons intieme gesprek. Sam luistert vol aandacht naar zijn moeder, alsof hij haar verhaal voor het eerst hoort. Opgelucht haalt hij adem als Ofra spontaan, en heel resoluut aangeeft dat mannenbesnijdenis wèl heel belangrijk is in haar cultuur. Bij het Sabiny-volk is het, zoals bij veel andere stammen, onderdeel van het initiatieritueel. De jonge Sabinymannen bepalen zelf het moment en kunnen zich daar maandenlang volgens bepaalde riten mentaal op voorbereiden. Sam is afgelopen december besneden, vertelt hij trots, als wij later met hem naar de prachtige Sipi-Falls lopen. Hij was de oudste van zijn groep: zes jonge mannen uit dezelfde familie. Zijn jongste neefje was 13. “Far too young”, zo vindt Sam, “But he was so eager.” De laatste 24 uur voor hun initiatie worden de jonge mannen begeleid door de stamoudsten. Ze zingen, dansen en trommelen zich in trance voordat zij in de vroege ochtend in bijzijn van een groot publiek worden besneden. Hij vertelt gretig en met passie over zijn ervaring, alsof hij alles herbeleeft. Wij zien een trotse man voor onze ogen verschijnen. Het is zichtbaar wat het effect van het ritueel op hem is geweest.
Via een avontuurlijke en zeer ruige route langs en over mount Elgon verlaten wij een dag later Oeganda en passeren de grens met Kenya. Ik zinder nog na van onze ontmoeting met Ofra en Sam. Wij wilden in dit land oude herinneringen ophalen. De zekerheid van het gebaande pad lieten wij achter ons en kozen voor onbekende plekken en het avontuur. Misschien niet vreemd dat dát nu juist de hoogtepunten zijn van onze reis door Oeganda.
Om al onze foto’s te bekijken, klik hier door voor onze foto’s op Flickr
Om onze route door Oeganda te zien en te kijken waar we nu zijn, klik hier door naar onze pagina op Polarsteps
Info en websites van bijzondere en mooie plaatsen in Oeganda:
Mutanda Ecotoerism Center (Lake Mutanda, very basic African)
www.bunyonioverland.com (Lake Bunyoni)
www.attheriverishasha.com (Ishashagate, Queen Elisabeth Park)
www.chimpanzeeforestguesthouse.com (Fort Portal/Kibale National Forest)
www.lakealbertlodge.com (Lake Albert/Kabwoya Wildlife Reserve)
www.murchisonriverlodge.com (Murchison Falls National Park)
Tamarine Resort (Kigama/Bulisa, very basic African)
Murchison Safari Camp (Wankwar Gate Murchison Falls, very basic)
Sipi Falls Resort (Sipi Falls, Sipi)
www.sipicoffeetours.wordpress.com (coffeetours & coffee, Sipi Falls, Sipi)